Uit het onderzoek Uitstroombeleid 2013 uitgevoerd door Presearch blijkt dat 38 procent van de HR-functionarissen hun resultaten uit exit-vragenlijsten en/of exit-interviews niet systematisch bundelt of analyseert. Dit terwijl zij wel duidelijk aangeven meer te moeten doen aan het terugdringen van ongewenst personeelsverloop. 51 procent van deze groep is zelfs ontevreden over hun huidige aanpak en geven tegelijkertijd aan meer te kunnen doen aan preventie van ongewenst personeelsverloop (84 procent).
Meer dan 100 organisaties hebben deelgenomen aan het onderzoek “uitstroombeleid 2013” uitgevoerd door Presearch. In dit onderzoek hebben zij vragen omtrent hun huidige invulling van het personeelsbeleid beantwoord. De participanten bestaan voornamelijk uit HR-managers, HR-adviseurs en beleidsmedewerkers. Uit de resultaten blijkt dat 45 procent van de participanten regelmatig exit-interviews houden terwijl 21 procent geen gebruik maakt van dit instrument. 34 procent van de respondenten houden soms exit-interviews. Exit-vragenlijsten, daarentegen, worden in 39 procent van de gevallen systematisch toegepast. Exit-interviews genieten daarom de voorkeur boven exit-vragenlijsten. De resultaten van beide instrumenten worden jaarlijks (48 procent) of op een willekeurig moment besproken (43 procent).
De meeste respondenten zijn twijfelachtig of ontevreden over de resultaten uit de huidige analyses (51 procent). Van deze groep geeft maar liefst 84 procent aan meer te kunnen doen aan ongewenst personeelsverloop en 79 procent meer te moeten doen aan het voorkomen van dergelijke uitstroom. Deze groep participanten wilt dus meer aan preventie doen, houden exit-interviews en/of exit-vragenlijsten maar weten deze niet om te zetten naar concrete resultaten. Waar dit aan ligt is niet duidelijk maar er lijkt, naast urgentie, bij deze organisaties dus ruimte voor verbetering in het uitstroombeleid.
29 augustus 2013